donderdag 10 mei 2012

Maak kennis met...


In Amsterdam staat veel leeg. Het gaat om panden waar voor kortere of langere periode geen invulling voor is. Om de risico's van leegstand te vermijden, schakelen pandeigenaren Zwerfkei in om verantwoordelijke tijdelijke beheerders in deze panden te plaatsen. Graag stellen we een aantal van hen aan je voor.
Maak kennis met Barbara van der Zanden.

Barbara ontvangt me in haar atelier op de begane grond van een voormalig buurtcentrum in de Schinkelbuurt. De ruimte is licht (de metershoge voorzijde bestaat bijna geheel uit glas) en door de aanwezige stoffen in allerlei patronen behoorlijk kleurrijk. Op grote rekken hangen kledingstukken in diverse stadia van gereedheid. Het uitzicht mag er wezen: het hoekpand kijkt uit over het kabbelende water van de Schinkel.

Barbara heeft haar eigen kledinglabel en gebruikt het atelier om haar collecties te ontwerpen en maken. Haar creaties worden verkocht in een aantal winkeltjes in Amsterdam, Utrecht en Eindhoven. Als een kledingstuk goed verkoopt, laat ze het in een grotere oplage maken in een naaiatelier in Roemenië. Dit is een recente ontwikkeling. Voorheen werd ieder kledingstuk eigenhandig door haar gemaakt, sinds een jaar laat ze produceren. Het is een grote stap vooruit voor haar onderneming, maar het brengt ook veel stress met zich mee. 
“Ik dacht dat het vooral lastenverlichting zou betekenen, omdat ik niet meer alles zelf hoef te maken, maar er komt ontzettend veel bij kijken.” 

Het atelier ligt vol met verschillende stoffen. 
Barbara vindt het nog steeds een beetje eng om een deel van het proces uit handen te geven. Je investeert veel eigen geld, alles moet voorgefinancierd worden en dan is het nog maar de vraag of je het terugverdient. Èn of je de stukken goed terugkrijgt.
“Laatst had ik een doos met 75 jurken waarvan de mouwen er allemaal verkeerd om ingezet waren.” Ze lacht. 
“Ja, dan krijg je natuurlijk de discussie wiens fout het is. Op wiens kosten moet het hersteld worden? En dan: hóe moet het dan hersteld worden? Want als ze in eerste instantie hun eigen inzicht gebruiken om het te herstellen, krijg ik het terug en is het weer niet goed. Uiteindelijk heb ik er zelf maar gewoon een mouw er in gezet, kijk: zo moet het. Dat houdt me wel bezig!”

Het zoeken naar praktische oplossingen is Barbara bepaald niet vreemd. Ze studeerde natuurkunde en promoveerde op onderzoek naar zonne-energie. 
“Vroeger wilde ik de wereldproblematiek oplossen. Later werd dat wat genuanceerder en wilde ik een bijdrage leveren aan de energieproblematiek. Na mijn promotie heb ik bij een bedrijf gewerkt dat de door mij onderzochte techniek op de markt ging brengen. Toen er een fabriek gebouwd werd en ik een soort managementfunctie kreeg dat niet mijn ding was, dacht ik: ‘Ik heb mijn missie al volbracht, dus ik mag nu gaan spelen.’”  

Toen Barbara zes was, kroop ze al achter de naaimachine. Dit was een “geheim genot”: haar moeder vond naaien zonde van de tijd en dus deed Barbara het een beetje stiekem. Hoewel ze vroeger nooit overwoog om met naaien haar geld te verdienen, is dat precies wat ze ging doen, nadat ze haar baan had opgezegd. Zodra ze die knoop had doorgehakt, ging het ook direct lopen. Winkels wilden haar stukken graag verkopen en ze werd gevraagd kleding te ontwerpen voor Hind, die mee zou doen aan het Eurovisie Songfestival. Al vrij snel kon ze leven van haar kleding. Dit bevestigde haar in de overtuiging de juiste keuze gemaakt te hebben.

Barbara gebruikt haar atelier om te samplen: ze ontwerpt en naait er alle nieuwe kledingstukken. Alle patronen tekent ze ook zelf, door haar technische achtergrond gaat dit haar makkelijk af. Ze geeft er daarnaast naailessen. 
“Ja, dat is eigenlijk begonnen met een groepje vriendinnen dat wilde leren naaien. In mijn vorige atelier via Fusion (een jongerenorganisatie) mocht ik gratis gebruik maken van de ruimte, als ik jongeren naailes aanbood.  Toen ben ik begonnen met het geven van een cursus voor jongeren. Toen ik in mijn huidige ruimte terecht kwam, maakte de leeftijd van de deelnemers niet meer uit en kon ik ook mijn vriendinnen uitnodigen. Die waren helemaal blij!
’s Avonds, als het buiten donker is en binnen licht, heb je vanwege het vele glas veel inkijk. Vaak kwamen 
buurtbewoners binnenlopen: ‘Oh wat is het hier gezellig, mag ik ook meedoen?’”
Het merendeel van de cursisten is buurtbewoner, ze wonen in de straten rondom het atelier. 
“Ik heb echt een beetje de functie van het buurtcentrum overgenomen. Toen ik hier net was ingetrokken, zat ik eens te werken met de deuren open. Ineens kwam er iemand binnen rijden op een brommer met zo’n bak ervoor. Wroem! Hij reed zo naar binnen! Ik keek hem verbaasd aan en hij zei: Ja, ik heb hier vroeger gewerkt!” Barbara lacht. “Dat was erg grappig. En zo is dus de buurt: die beschouwt dit als haar eigen plek. Vroeger werden hier ook naailessen gegeven en daarom dacht men ook wel dat mijn activiteiten een soort voortzetting daarvan waren. Ik heb hier zelf nog callanetics gedaan in de gymzaal. Het was ook míjn buurtcentrum, ik heb er zelf gebruik van gemaakt. Mijn atelier was destijds een soort koffiecorner, er stonden toen allemaal tafeltjes. Vandaar de keuken.” 

Achterin de ruimte, achter een bar met een blauw marmeren blad, staat tegen de muur een ware blikvanger. Een wandlange keuken met kersenhouten kastjes en dito keukenblad. Boven paarse tegeltjes zit over de hele lengte een smalle spiegel, daarboven hangen nog meer kastjes met bijzondere kopergeslagen deurtjes. De handvatten doen denken aan ouderwetse kloppers op een kasteelpoort. In de keuken is nu een regenboog aan glanzend garen gestald.



Barbara kwam via haar toenmalige vriend bij Zwerfkei Tijdelijk Beheer terecht. Hij had een aantal leegstaande panden en wilde graag informatie  over het inzetten van antikraak. Barbara vroeg hem ook te informeren naar de mogelijkheden voor een antikraak atelier. Zo kwam ze in het bestand van Zwerfkei. Haar mening over antikraak was toen al positief.
“Van jongs af aan al vond ik de maatschappij stom. Ik vond dat men de hele woningproblematiek echt helemaal verkeerd aanpakte. Ik heb toen ook wel eens gekraakt in Den Haag. Ik dacht: ‘Als de junks er gebruik van kunnen maken, mag ik er ook wonen.’ Maar eigenlijk was ik heel blij dat er met antikraak een manier ontstond waarmee je op een normale manier, dus in overeenstemming met de eigenaar, toch gebruik kon maken van die leegstand. Dus het was voor mij  ook wel beetje idealisme.” 
Dit is een opvallend uitspraak. Voor krakers bijvoorbeeld heeft antikraak juist helemaal niets met idealen te maken. Zij zijn bij wijze van spreken anti-antikraak. Barbara begrijpt dit niet.
“Twintig jaar geleden ging de kritiek misschien op, toen zag ik in Den Haag dat er hele grote panden waren waar dan maar twee mensen in zaten en dat was, gezien de hoge woningnood, inderdaad zonde van de ruimte. Ik weet niet hoe dat nu in Den Haag is, maar ik zie dat het hier (in Amsterdam – red.) heel anders is. Als hier iets antikraak beheerd wordt, dan zie je dat achter elk raam een lichtje  brandt. Het is niet zo dat er maar één iemand zit om de boel een beetje te beveiligen. Er wordt echt gebruik gemaakt van de mogelijkheden, dus het is een goede oplossing van het leegstandsprobleem.” 
Wat Barbara ook positief vindt aan antikraak, is de geringe vergoeding die voor een ruimte betaald wordt. Dit maakt het starten van een eigen onderneming laagdrempelig. Het geld dat ze verdient met haar kleding, investeert ze direct weer in de volgende collectie. Er blijft dus geen geld over om een hoge huur mee te betalen. Ik vraag haar of het haar ondernemen zou beïnvloeden als ze geen ruimte via Zwerfkei had.

Kleding gemaakt voor een nieuw project van Marcel Wanders.
“Dat zou artistiek gezien geen verschil maken. Ik zou geen andere dingen maken om meer geld te verdienen. Ik ben toch al bezig mijn bedrijf winstgevend te maken, dus daarin zou ik niets anders doen. Maar ik zou dan thuis moeten gaan werken, want ik heb nog niet de middelen om via reguliere huur een ruimte te nemen.” 
Van de nadelen van antikraak heeft Barbara tot nu toe nog niet echt last, ze zit namelijk al twee jaar in haar huidige atelier. De onzekerheid over de duur van het beheer en vervangende ruimte houden haar niet bezig. Omdat ze een eigen huis heeft, zal ze nooit op straat komen te staan. Hoewel het verre van ideaal zou zijn, zou ze in het uiterste geval haar spullen opslaan in een loods of box en van huis uit werken tot ze een andere ruimte had. 
“Ik zie natuurlijk wel op tegen de verhuizing, want die wordt steeds groter: ik ben steeds meer aan het verzamelen.” 
Voor de verhuizing zelf heeft ze geen systeem bedacht, ze ziet wel hoe dat te zijner tijd gaat. Aangezien ze een busje heeft waarmee ze spullen kan verplaatsen, maakt ze zich ook daarover geen zorgen. 
Als ik haar vraag of ze eisen stelt aan een vervangende ruimte, moet Barbara lachen.
“Wensen. Ik zou het wensen noemen en geen eisen. Wat ik van dit pand fijn vind, is dat ik aan de straat zit en een etalage kan inrichten, want daar krijg ik heel veel positieve reacties op. Laatst zat er een briefje in de bus waarop stond: “I can’t stop looking at your beautiful cloths”. Dat is natuurlijk heel leuk om te horen. Het is wel belangrijk dat de nieuwe ruimte licht is. Omdat ik heel veel met stoffen en kleuren werk, kan ik niet op een plek zitten waar ik altijd met kunstlicht moet werken, dat werkt niet.”
Ze spreekt haar voorkeur voor een vergelijkbare buurt, waar de interactie met de bewoners goed is. “Zoals dat hier is, is echt ideaal. Ik ben heel blij dat ik hier al twee jaar kan zitten. Ik vrees dat het nooit meer zo mooi wordt als ik het nu heb! 

"Waarover ik wel droom, is dat jullie tegen die tijd misschien een winkelpandje hebben. Dat zou ook super leuk zijn. Dan kan ik meer geld binnenhalen, mijn zaak echt een boost geven en ben ik binnenkort uit de antikraak.” 
Het is voor Barbara een doel om uiteindelijk niet meer antikraak te zitten. 
“Omdat toch de kans bestaat dat je ergens terecht komt op een industrieterrein. Dan wil ik de keuze hebben om een plek te huren zoals dit. Als ik deze ruimte zelf zou kunnen betalen, zou ik wel willen blijven. Tot die tijd moet ik het doen met wat me wordt aangeboden.”

Op de begane grond, in de gymzaal, zit een aantal kunstenaars. Met hen heeft Barbara goed contact. Het is erg gezellig. En ook praktisch: als ze een boor nodig heeft, kan ze die bij hen lenen. En omgekeerd: als zij iets nodig hebben, heeft Barbara dat vaak. Ze kan zich goed voorstellen dat er kruisbestuiving plaats zou vinden met medegebruikers.
“Absoluut! Deze mensen houden zich echt bezig met kunst, terwijl ik vooral een onderneming heb. Dat sluit niet helemaal op elkaar aan, maar als ze iets hadden gedaan dat meer op mijn vakgebied ligt, zou kruisbestuiving zeker plaatsvinden. 
De jongen die hierboven woont heeft mijn Facebookpagina opgezet. In ruil daarvoor heeft hij bij mij een jurk voor zijn vriendin uitgezocht. Zo help je elkaar.”

Als Barbara het aanbod zou krijgen om met vergelijkbare ondernemingen een pand te gaan delen, zou ze dat op dit moment niet doen. Haar huidige atelier bevalt haar gewoon te goed. Ze geniet erg van het uitzicht over het water en van het feit dat ze onderdeel van de buurt is. 
“Ik denk dat ik dat nu belangrijker vindt dan samenwerken. Ik kende dat helemaal niet, dat je echt ín een buurt zit. Ik vond het eerst juist fijn van Amsterdam dat je anoniem kunt zijn. Ik kende net aan mijn directe buren, de rest niet. Nu heb ik een soort van publieke functie in de buurt en ik vind het heel leuk om dat te ervaren. 
Aanvragen voor naailes neemt Barbara voorlopig niet meer aan.
Voor een volgend pand zou ik het wel leuk vinden als er meer interactie met collega’s mogelijk was. Maar nog belangrijker vind ik dat ik in een volgend pand naailessen kan blijven geven in de avonduren. Ik heb gemerkt dat ik dit echt erg leuk vind. Ik heb goed contact met de meiden van de naailes, na een hele dag alleen en in stilte gewerkt te hebben, is het heerlijk om
’s avonds gezellig met thee en koekjes te kletsen. Ik kan doen wat ik het leukst vind, namelijk naaien en dat delen met anderen die dat ook leuk vinden. Een vriendin van mij zat in een pand met een portier, waar iedereen elke avond om 19:00 uur uit moest. Dat zou niets voor mij zijn. Ik werk vaak ’s avonds en ’s nachts, dus ik moet me vrijelijk in en uit kunnen bewegen. Juist als ondernemer is die vrijheid heel belangrijk. In de avonduren ben ik het meest productief, ik moet er niet aan denken dan thuis op de bank te zitten! Wat moet ik dan?” Ze lacht. “Soms komen er ’s avonds buurtbewoners langs als ze hun hondje uitlaten en dan kloppen ze op het raam: ‘Maak je het niet te laat meid? Niet zo hard werken hoor!’ Die betrokkenheid is heel fijn.”

Zien wat Barbara maakt? Kijk op http://www.bvdz.eu 

Geen opmerkingen: